Question
1
Een voorwerp valt vanuit stilstand vrij naar beneden. Als we de luchtweerstand verwaarlozen is de snelheid van dit voorwerp na vijf seconden vallen:
24,5 m/s
4,9 m/s
9,8 m/s
49 m/s
Question
2
Een voorwerp valt vanuit stilstand vrij naar beneden. De afstand die dit voorwerp gedurende die vijf seconden heeft afgelegd is dan:
122,6 m
61,3 m
245,2 m
49 m
Question
3
De valsnelheid van een voorwerp neemt met luchtwrijving;
Meer dan evenredig toe met de valtijd.
Evenredig toe met de valtijd.
Kwadratisch toe met de valtijd.
Minder dan evenredig toe met de valtijd.
Question
4
De valafstand van een voorwerp neemt zonder luchtwrijving:
Minder dan evenredig toe met de valtijd.
Evenredig toe met de valtijd.
Omgekeerd evenredig toe met de valtijd.
Kwadratisch toe met de valtijd.
Question
5
Voetbal
A
is gevuld met lucht, voetbal
B
is gevuld met water. Beide voetballen zijn even groot. Als beide voetballen gelijktijdig van dezelfde hoogte naar beneden vallen:
Zullen
A
en
B
niet even snel vallen.
Zal bal
B
sneller vallen dan bal
A
.
Zal bal
A
sneller vallen dan bal
B
.
Zullen
A
en
B
even snel vallen.
Question
6
In werkelijkheid wordt de valsnelheid van bijvoorbeeld een vallende regendruppel constant. Dit betekent dat:
De luchtweerstand uiteindelijk nul wordt.
De luchtweerstand uiteindelijk kleiner wordt dan het gewicht van de druppel.
De luchtweerstand uiteindelijk kleiner wordt dan het gewicht van de druppel.
De luchtweerstand uiteindelijk gelijk wordt aan het gewicht van de druppel.
Question
7
Foekje heeft een eigen massa van 65 kg en springt met een parachute uit een vliegtuig. Fedde wil dat ook wel eens proberen maar hij is wel 25 kg zwaarder. Als hij dezelfde parachute gebruikt als Foekje:
Zal zijn daalsnelheid gelijk zijn maar is de luchtweerstand groter.
Zal zijn daalsnelheid groter zijn en is ook de luchtweerstand groter.
Zal zijn de daalsnelheid groter zijn en is de luchtweerstand gelijk..
Zullen zowel de daalsnelheid als de luchtweerstand gelijk zijn.
Question
8
Een auto rijdt met een constante snelheid over de snelweg. De voortstuwende kracht van de motor is dan.
Kleiner dan de som van de wrijvingskrachten.
nul
Groter dan de som van de wrijvingskrachten.
Gelijk aan de som van de wrijvingskrachten.
Question
9
De auto rijdt met een snelheid van 90 km/h. Omgerekend bedraagt deze snelheid:
45 m/s
324 m/s
90 m/s
25 m/s
Question
10
Een auto rijdt met een snelheid van 126 km/h. De reactietijd van de chauffeur bedraagt 0,7 s. Hoe groot is de reactieafstand die de auto gedurende deze tijd nog aflegt:
26,8 m
88.2 m
88,2 km
24,5 m
Question
11
De wrijvingscoëfficiënt voor slippend remmen tussen rubber en droog beton bedraagt 0,40. Een auto met een totale massa van 1225 kg maakt op droog beton een noodstop waarbij de wielen blokkeren. Hoe groot is de optredende remkracht.
735 N
490 N
4900 N
7350 N
Question
12
Een auto rijdt met een snelheid van 16 m/s tegen een boom. De kreukelzone wordt over een afstand van 1 m ingedrukt. De botsing duurt:
0,125 s
0,096 s
0,116
0,108 s
Question
13
Een auto rijdt met 20 m/s en komt door een botsing in 0,1 s tot stilstand. In deze auto zit een bestuurder (netjes in de gordel) met een massa van 75 kg. De kracht op het lichaam van de bestuurder tijdens deze botsing bedraagt:
12,5 kN
20 kN
15 kN
17,5 kN
Question
14
Een auto A wordt gereden door een chauffeur en heeft geen passagiers aan boord. Een identieke auto B heeft naast de chauffeur nog drie inzittenden. Dit betekent dat bij een goed uitgevoerde noodstop op gelijk wegdek:
Auto
B
een langere remweg zal hebben dan auto
A
mdat de massa groter is.
Auto
B
dezelfde remweg zal hebben als auto
A
omdat de wrijvingscoëfficiënt hetzelfde is.
Auto
B
een kortere remweg zal hebben omdat de wrijvingskracht groter is.
Auto
B
een kortere remweg zal hebben dan auto
A
omdat de normaalkracht groter is.
Question
15
Welke bewering is waar?
De dynamische wrijvingscoéfficiént is groter dan de statische wrijvingscoéfficiént.
Voor een maximale versnelling moet de wrijvingscoéfficiént zo klein mogelijk zijn.
De grootste vertraging krijgt men bij maximaal slippend remmen.
De grootste vertraging krijgt men bij maximaal rollend remmen.
Questionmark OnDemand licensed to ThiemeMeulenhoff BV