Feb 20 2019 |
Logged in as : test
Question
1
Wat verstaat men onder homeostase?
Het constant houden van de zuurgraad en de temperatuur van het bloed.
Het constant houden van het zuurstofgehalte in het lichaam.
Het constant houden van het intracellulaire milieu in het lichaam.
Het constant houden van het inwendige milieu van het lichaam.
Question
2
Wat is van toepassing op de standaardmens binnen het vakgebied anatomie en fysiologie?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
1,75 m lang
vrouwelijk
25 jaar oud
45 jaar oud
mannelijk
gezond
70 kg zwaar
90 kg zwaar
gemiddelde lichaamsbouw
Question
3
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
De dendrieten van zenuwcellen zijn omgeven door een myelineschede.
juist
onjuist
Een zenuwcel heeft meerdere dendrieten, maar slechts één axon.
juist
onjuist
De myelineschede rond een axon wordt door het neuron zelf gevormd.
juist
onjuist
Gliacellen zijn gespecialiseerde neuronen.
juist
onjuist
De impulsrichting in de axon is van het zenuwcellichaam af.
juist
onjuist
Question
4
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
In de haverskanalen bevinden zich bloed- en lymfevaten.
juist
onjuist
De kalkzouten in de intercellulaire ruimten tussen de botcellen zorgen zowel voor de stevigheid als voor de flexibiliteit van het botweefsel.
juist
onjuist
De koppen van pijpbeenderen bestaan alleen uit substantia compacta.
juist
onjuist
De matrix van bot bestaat alleen uit kalkzouten en collagene vezels.
juist
onjuist
In de substantia compacta zit rood beenmerg.
juist
onjuist
Alleen substantia compacta is uit osteonen opgebouwd, substantia spongiosa niet.
juist
onjuist
Botweefsel is een opslagplaats van calcium.
juist
onjuist
Question
5
Beantwoord de volgende vragen:
Centraal is tegengesteld aan
anterior
craniaal
dexter
distaal
dorsaal
lateraal
perifeer
Mediaal is tegengesteld aan
anterior
craniaal
dexter
distaal
dorsaal
lateraal
perifeer
Ventraal is tegengesteld aan
anterior
craniaal
dexter
distaal
dorsaal
lateraal
perifeer
Posterior is tegengesteld aan
anterior
craniaal
dexter
distaal
dorsaal
lateraal
perifeer
Caudaal is tegengesteld aan
anterior
craniaal
dexter
distaal
dorsaal
lateraal
perifeer
Proximaal is tegengesteld aan
anterior
craniaal
dexter
distaal
dorsaal
lateraal
perifeer
Sinister is tegengesteld aan
anterior
craniaal
dexter
distaal
dorsaal
lateraal
perifeer
Question
6
Wat is de basaalmembraan?
Dat is de cellaag van het epitheel waar nieuwe epitheelcellen worden gevormd.
Dat is de onderste laag cellen van meerlagig plaveiselepitheel.
Dat is een dunne spierlaag waarop het epitheel rust.
Dat is een dunne bindweefsellaag waarop het epitheel rust.
Question
7
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
Ribosomen spelen een belangrijke rol bij de eiwitsynthese.
juist
onjuist
De celstofwisseling speelt zich voornamelijk af in het intercellulaire milieu.
juist
onjuist
Het golgicomplex werkt nauw samen met het endoplasmatisch reticulum.
juist
onjuist
Lysosomen bestaan uit een netwerk van membranen.
juist
onjuist
ADP is het belangrijkste product van de aerobe dissimilatie.
juist
onjuist
Mitochondriën zijn betrokken bij de energieproductie van de cel.
juist
onjuist
Question
8
Vul achter elk cijfer het juiste begrip in.
1
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
2
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
3
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
4
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
5
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
6
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
7
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
8
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
9
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
10
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
11
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
12
ribosomen
celmembraan
cytoplasma
mitochondrium
endoplasmatisch reticulum
nucleolus
lysosoom
nucleus
nucleoplasma
kernporie
centrosoom
golgicomplex
Question
9
Welke van de hier genoemde klieren is endocrien?
de galblaas
de schildklier
een talgklier
een speekselklier
Question
10
Hoeveel liter water zit er ongeveer in het lichaam van de standaardmens?
10 liter
60 liter
40 liter
5 liter
Questionmark OnDemand licensed to ThiemeMeulenhoff BV