Feb 21 2019 |
Logged in as : test
Question
1
Wat is het verschil tussen sensorische input en motorische output bij de werking van het zenuwstelsel?
Motorische output verloopt via de hersenen en sensorische input niet.
Sensorische input verloopt via sensoren en motorische output via effectoren.
Sensorische input verloop via effectoren en motorische output via sensoren.
Sensorische input verloopt via de hersenen en motorische output niet.
Question
2
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden. <BR><BR>
De schedel en wervelkolom beschermen het
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
De hersenzenuwen behoren tot het
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
De grensstreng behoort tot het
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
Het verlengde merg wordt gerekend tot het
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
De ruggenmergszenuwen behoren tot het
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
Het ruggenmerg behoort tot het
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
Question
3
Wat zijn andere namen voor het vegetatieve zenuwstelsel?
het autonome zenuwstelsel en het willekeurige zenuwstelsel
het autonome zenuwstelsel en het onwillekeurige zenuwstelsel
het sympathisch zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel
het willekeurige zenuwstelsel en het centrale zenuwstelsel
Question
4
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
5
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
Impulsen die van perifeer naar het centraal zenuwstelsel (CZS) gaan, noem je
afdalende banen
afferente informatie
efferente informatie
opstijgende banen
Binnen het CZS verlopen impulsen in
afdalende banen
afferente informatie
efferente informatie
opstijgende banen
wanneer ze van een lager niveau naar een hoger niveau gaan.
Impulsen die van het CZS naar perifeer gaan, noem je
afdalende banen
afferente informatie
efferente informatie
opstijgende banen
Binnen het CZS verlopen impulsen in
afdalende banen
afferente informatie
efferente informatie
opstijgende banen
wanneer ze van een hoger naar een lager niveau gaan.
Question
6
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
7
Vul achter elk cijfer het juiste begrip in.
1
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
2
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
3
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
4
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
5
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
6
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
7
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
8
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
9
cellichaam
schwanncel
myelineschede (schede van Schwann)
kern van de schwanncel
dendrieten
insnoering van Ranvier
celkern
contactpunten met andere cellen
axon
Question
8
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
9
Hier staan enkele delen van het motorisch neuron. Door welke delen geleidt de cel achtereenvolgens een impuls?
dendriet
1
2
3
axon
1
2
3
cellichaam
1
2
3
Question
10
Hier staan enkele delen van het sensibele neuron. Door welke delen geleidt de cel achtereenvolgens een impuls?
axon
2
1
3
dendriet
2
1
3
cellichaam
2
1
3
Question
11
Vul in. Kies uit:
sensibele neuronen, motorische neuronen
of
schakelneuronen.
zijn afferente neuronen.
zijn efferente neuronen.
De meeste
liggen in het centraal zenuwstelsel.
Question
12
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
13
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
14
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
astrocyten
schwanncellen
microgliocyten
oligodendrocyten
voorzien axonen in het CZS van een myelineschede.
astrocyten
schwanncellen
microgliocyten
oligodendrocyten
houden zich bezig met de afweer binnen het CZS.
De
astrocyten
schwanncellen
microgliocyten
oligodendrocyten
voorzien axonen van het PZS van een myelineschede.
De belangrijkste taak van
astrocyten
schwanncellen
microgliocyten
oligodendrocyten
is handhaving van de homeostase in het inwendige milieu van het CZS.
Question
15
Wat wordt met de term neuroglia aangegeven?
Neuroglia is de verzamelnaam voor de steunweefselcellen in het CZS en het PZS.
Met neuroglia worden de gliacyten in het PZS bedoeld.
Neuroglia is de verzamelnaam voor de steunweefselcellen in het CZS.
Neuroglia is de verzamelnaam voor de steunweefselcellen in het PZS.
Question
16
Vul in:
grijze stof
of
witte stof
.
bestaat voornamelijk uit zenuwcellichamen en dendrieten.
bestaat voornamelijk uit gemyeliniseerde neurieten.
Functioneel gezien representeert
de geleidingsweg van impulsen.
Functioneel gezien representeert
de schakelcentra binnen het zenuwstelsel.
De cortex van de hersenen bestaat voornamelijk uit
.
De medulla van de hersenen bestaat voornamelijk uit
.
Een zenuw bestaat voornamelijk uit
.
Question
17
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
18
Hoe wordt een bundel gemyeliniseerde axonen binnen het CZS genoemd?
nucleus
tractus
nervus
ganglion
Question
19
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
Basale ganglia zijn zenuwknopen in het CZS.
juist
onjuist
Associatiebanen verbinden het PZS met het CZS.
juist
onjuist
Een ganglion is een zenuwknoop in het CZS.
juist
onjuist
Efferente banen zijn afdalende banen.
juist
onjuist
Zenuwen van het PZS zijn altijd gemengde zenuwen.
juist
onjuist
Spinale ganglia behoren tot het PZS.
juist
onjuist
Question
20
Op welke twee verschijnselen berust de handhaving van de rustpotentiaal van een zenuwcel?
op de selectieve membraanpermeabiliteit en op de prikkelsterkte
op de selectieve membraanpermeabiliteit en op het membraanpotentiaal
op de Na/K-pomp en op het actiepotentiaal
op de selectieve membraanpermeabiliteit en de Na/K-pomp
Question
21
Wat is van toepassing op de membraanpotentiaal en impulsopwekking in een neuron? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Een impuls wordt voortgeleid doordat er telkens een actiepotentiaal ontstaat.
Het membraanpotentiaal van zenuwcellen in rust is -70mV.
Een actiepotentiaal veroorzaakt een impuls.
Bij elektrische prikkeling van de celmembraan vindt natriuminflux plaats.
Direct na het ontstaan van een actiepotentiaal treedt kaliuminflux op.
Als een prikkel leidt tot actiepotentiaal is de binnenkant van de celmembraan positief ten opzichte van de buitenkant.
Bij de rustpotentiaal is er geen potentiaalverschil tussen buiten- en binnenkant van de celmembraan.
Question
22
Welke achtereenvolgende gebeurtenissen leiden tot een actiepotentiaal en de erna optredende depolarisatie? Begin bij 'De celmembraan wordt doorlaatbaar voor natrium.'
De binnenkant van het membraan wordt positief ten opzichte van de buitenkant.
1
2
3
4
5
6
7
De celmembraan wordt doorlaatbaar voor kalium.
1
2
3
4
5
6
7
De binnenkant van de membraan wordt negatief ten opzichte van de buitenkant.
1
2
3
4
5
6
7
Er vindt natriuminflux plaats.
1
2
3
4
5
6
7
Er vindt kaliumefflux plaats.
1
2
3
4
5
6
7
De celmembraan wordt doorlaatbaar voor natrium.
1
2
3
4
5
6
7
De Na/K-pomp komt op gang.
1
2
3
4
5
6
7
Question
23
Een depolarisatie van de zenuwcel wordt altijd gevolgd door een repolarisatie. Wat gebeurt er bij repolarisatie?
Er stromen kaliumionen van binnen de cel naar buiten.
Het membraanpotentiaal wordt teruggebracht tot +30 mV.
Er stromen natriumionen van buiten de cel naar binnen.
De binnenkant van de cel wordt weer positief ten opzichte van de buitenkant.
Question
24
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
25
Uit welke delen bestaat een synaps?
Een synaps bestaat uit de presynaptische membraan, de synapsspleet en de postsynaptische membraan.
Een synaps bestaat uit de synaptische blaasjes en de synaptische spleet.
Een synaps bestaat uit de synapsspleet en de bijbehorende neurotransmitters.
Een synaps bestaat uit de axon, de synapsspleet en de volgende dendriet.
Question
26
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
Acetylcholine is een
inhiberende neurotransmitter
exciterende neurotransmitter
Endorfine is een
inhiberende neurotransmitter
exciterende neurotransmitter
Er worden bij de postsynaptische membraan geen impulsen opgewekt door
inhiberende neurotransmitter
exciterende neurotransmitter
Adrenaline is een
inhiberende neurotransmitter
exciterende neurotransmitter
Serotonine is een
inhiberende neurotransmitter
exciterende neurotransmitter
Een impuls wordt bij de postsynaptische membraam opgewekt door een
inhiberende neurotransmitter
exciterende neurotransmitter
Question
27
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
28
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
29
Wat vormt de scheiding tussen de hemisferen van het cerebrum?
de gyrus precentralis
de sulcus centralis
de lobus frontalis
de fissura longitudonalis
Question
30
Waaruit bestaat de cortex van het cerebrum hoofdzakelijk?
axonen
commissuren
interneuronen
myeline
Question
31
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
De
hemisfeer
lobus frontalis
lobus occipitalis
lobus parietalis
lobus temporalis
is de wandbeenkwab.
De achterhoofdskwab heet
hemisfeer
lobus frontalis
lobus occipitalis
lobus parietalis
lobus temporalis
Een hersenhelft van het cerebrum heten
hemisfeer
lobus frontalis
lobus occipitalis
lobus parietalis
lobus temporalis
De voorhoofdskwab heet
hemisfeer
lobus frontalis
lobus occipitalis
lobus parietalis
lobus temporalis
De
hemisfeer
lobus frontalis
lobus occipitalis
lobus parietalis
lobus temporalis
is de slaapbeenkwab.
Question
32
Wat is de belangrijkste commissuur van het cerebrum?
de associatiebaan
de piramidebaan
de extrapiramidale baan
het corpus callosum
Question
33
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
34
Waar in de cortex cerebrum bevindt zich de primaire motorische schors?
in de gyrus postcentralis
ter hoogte van de sulcus lateralis
ter hoogte van de fissura longitudinalis
in de gyrus precentralis
Question
35
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
De capsula interna bevat sensibele en motorische banen.
juist
onjuist
De kernen van de motorische neuronen van de extrapiramidale banen bevinden zich in de lobus parietalis.
juist
onjuist
De primaire motorische schors bevat piramidevormige motorische neuronen.
juist
onjuist
Het grootste deel van de piramidebanen uit linker en rechter hemisfeer kruisen elkaar in de medulla oblongata.
juist
onjuist
Piramidebanen bestaan uit sensibele en motorische banen.
juist
onjuist
Question
36
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
37
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
De sensorische informatie uit de zintuigen komt aan in de
optische schors
primaire sensorische schors
secundaire auditieve schors
secundaire sensorische schors
brocacentrum
wernickecentrum
In de
optische schors
primaire sensorische schors
secundaire auditieve schors
secundaire sensorische schors
brocacentrum
wernickecentrum
s wordt betekenis gehecht aan de sensorische informatie uit de zintuigen.
Interpretatie van auditieve informatie vindt plaats in de
optische schors
primaire sensorische schors
secundaire auditieve schors
secundaire sensorische schors
brocacentrum
wernickecentrum
Bij beschadiging van het
optische schors
primaire sensorische schors
secundaire auditieve schors
secundaire sensorische schors
brocacentrum
wernickecentrum
kun je taal en spraak niet meer begrijpen.
De
optische schors
primaire sensorische schors
secundaire auditieve schors
secundaire sensorische schors
brocacentrum
wernickecentrum
bevindt zich in de lobus occipitalis.
Als het
optische schors
primaire sensorische schors
secundaire auditieve schors
secundaire sensorische schors
brocacentrum
wernickecentrum
beschadigd is, kun je niet meer praten.
Question
38
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
39
Welke delen van de hersenen maken deel uit van het limbische systeem? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
amygdala
thalamus
piramidale banen
nucleus caudatus
olfactorische schors
medulla oblongata
extrapiramidale banen
hypothalamus
hippocampus
Question
40
Hoe heten de delen van het cerebrum die het mogelijk maken dat je tegelijkertijd kunt horen, zien, voelen, praten en lopen?
de associatieve schorsgebieden
het limbische systeem en het cerebellum
de primaire sensorische schorsgebieden
het brocacentrum en het wernickecentrum
Question
41
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
Als een proefpersoon geconcentreerd met een puzzel bezig is, laat het EEG een
alfaritme
bètaritme
deltaritme
thètaritme
zien.
Als je rustig met gesloten ogen ligt, meet het EEG een
alfaritme
bètaritme
deltaritme
thètaritme
Direct na het inslapen laat het EEG een
alfaritme
bètaritme
deltaritme
thètaritme
zien.
Tijdens de diepe slaap vertoont het EEG een
alfaritme
bètaritme
deltaritme
thètaritme
Question
42
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
43
Uit welke delen bestaat het diencephalon?
de thalamus en het limbische systeem
de hypothalamus en de hypofyse
de thalamus en de hypofyse
de thalamus en de hypothalamus
Question
44
Vul in:
hypothalamus
of
thalamus.
De homeostase in het lichaam wordt geregeld door de
.
De
vormt een schakelcentrum tussen het cerebrum en het cerebellum.
In de
wordt sensorische informatie doorgeschakeld naar het cerebrum.
In de
bevindt zich het dorstcentrum.
De suprachiasmatische kern ligt in de
.
De mediale zijde van linker en rechter
vormen de zijwanden van het derde hersenventrikel.
Question
45
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
46
Uit welke delen bestaat de hersenstam?
het diencephalon, de pons en het cerebellum
het mesencephalon, de pons en de corpus callosum
het diencephalon en de formatio reticularis
het mesencephalon, de pons en de medulla oblongata
Question
47
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
48
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
De nervi craniales behoren tot de hersenstam.
juist
onjuist
De medulla oblongata bevat schakelcentra van de extrapiramidale banen.
juist
onjuist
De formatio reticularis omvat delen van het mesencephalon, de pons en de medulla oblongata.
juist
onjuist
De nucleus ruber en de nucleus nigra liggen in het mesencephalon.
juist
onjuist
De decussatio pyramidum ligt in de pons cerebri.
juist
onjuist
Hoe meer het formatio reticularis geprikkeld wordt, hoe inactiever het lichaam wordt.
juist
onjuist
Functionele centra die de homeostase in het lichaam beïnvloeden, liggen in het verlengde merg.
juist
onjuist
Question
49
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
Hersenzenuw X is de
N. olfactorius
N. oculomotorius
N. abducens
N. octavus
N. vagus
N. hypoglossus
Hersenzenuw XII is de
N. olfactorius
N. oculomotorius
N. abducens
N. octavus
N. vagus
N. hypoglossus
Hersenzenuw VIII is de
N. olfactorius
N. oculomotorius
N. abducens
N. octavus
N. vagus
N. hypoglossus
Hersenzenuw I is de
N. olfactorius
N. oculomotorius
N. abducens
N. octavus
N. vagus
N. hypoglossus
Hersenzenuw VI is de
N. olfactorius
N. oculomotorius
N. abducens
N. octavus
N. vagus
N. hypoglossus
Hersenzenuw III is de
N. olfactorius
N. oculomotorius
N. abducens
N. octavus
N. vagus
N. hypoglossus
Question
50
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
Hersenzenuw XI is de
N. opticus
N. trochlearis
N. trigeminis
N. facialis
N. glossopharyngeus
N. accessorius
Hersenzenuw V is de
N. opticus
N. trochlearis
N. trigeminis
N. facialis
N. glossopharyngeus
N. accessorius
Hersenzenuw VII is de
N. opticus
N. trochlearis
N. trigeminis
N. facialis
N. glossopharyngeus
N. accessorius
Hersenzenuw IV is de
N. opticus
N. trochlearis
N. trigeminis
N. facialis
N. glossopharyngeus
N. accessorius
Hersenzenuw II is de
N. opticus
N. trochlearis
N. trigeminis
N. facialis
N. glossopharyngeus
N. accessorius
Hersenzenuw IX is de
N. opticus
N. trochlearis
N. trigeminis
N. facialis
N. glossopharyngeus
N. accessorius
Question
51
Welke hersenzenuwen zijn gemengde zenuwen?
de N. octavus, de N. vagus en de N. accessorius
de N. facialis, de N. vagus en de N. hypoglossus
de N. facialis, de N. glossopharyngeus en de N. vagus
de N. oculomotorius, de N. vagus en de N. abducens
Question
52
Welke hersenzenuw reguleert onder andere de klierwerking van het spijsverteringsstelsel?
de N. octavus
de N. olfactorius
de N. accessorius
de N. vagus
Question
53
Wat is de functie van het cerebellum?
Het aansturen van de vegetatieve functies in het lichaam.
Het ontvangen van de sensorische informatie uit de zintuigen.
Het coördineren van de motoriek van het lichaam.
Het coördineren van de sensoriek van het lichaam.
Question
54
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
55
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
56
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
57
Uit welk type neuronen bestaan de voorhoorns van het ruggenmerg hoofdzakelijk?
sensorische neuronen
sensorische en motorische neuronen
motorische neuronen
schakelneuronen
Question
58
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist?
Sensorische informatie vanuit de zintuigen verloopt via de voorstreng naar de hersenen.
juist
onjuist
De motorische voorhoorn bevat voornamelijk axonen die efferente informatie vervoeren.
juist
onjuist
In de zijstrengen van de witte stof in het ruggenmerg verlopen axonen van de piramidebanen en de extrapiramidale banen.
juist
onjuist
In het ruggenmerg ligt de grijze stof aan de buitenkant en de witte stof aan de binnenkant.
juist
onjuist
In de spinale ganglia liggen de cellichamen van de motorische neuronen.
juist
onjuist
De zijhoorns van het ruggenmerg bevatten de cellichamen van sympathische neuronen.
juist
onjuist
Question
59
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
60
Maak de zinnen compleet. Vul in:
piramidebanen
of
extrapiramidale banen.
zijn homolateraal afdalende banen.
zijn heterolateraal afdalende banen.
De
verzorgen de grove motoriek.
De fijne motoriek wordt verzorgd door de
.
treden aan de ene kant het ruggenmergsegment binnen en verlaten het ruggenmergsegment aan de andere kant.
Een groot deel van de
kruisen in de mediaanlijn nog voordat ze het ruggenmerg in gaan.
Question
61
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
62
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
Elke ruggenmergzenuw ofwel nervus
brachialis
cervicalis
dermatoom
lumbosacralis
myotoom
spinalis
is een gemengde zenuw.
Het sensibele deel van een ruggenmergzenuw bedient een eigen
brachialis
cervicalis
dermatoom
lumbosacralis
myotoom
spinalis
Het motorische deel van ruggenmergzenuw bedient een eigen
brachialis
cervicalis
dermatoom
lumbosacralis
myotoom
spinalis
Het zenuwnetwerk in het hoofd-halsgebied is de plexus
brachialis
cervicalis
dermatoom
lumbosacralis
myotoom
spinalis
Het zenuwnetwerk in de armen heet de plexus
brachialis
cervicalis
dermatoom
lumbosacralis
myotoom
spinalis
Het zenuwnetwerk in de benen heet de plexus
brachialis
cervicalis
dermatoom
lumbosacralis
myotoom
spinalis
Question
63
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
64
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
65
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
De spaakbeenzenuw is de
n. radialis
n. medianus
n. ulnaris
n. ischiadicus
n. femoralis
n. phrenicus
De middenrifzenuw is de
n. radialis
n. medianus
n. ulnaris
n. ischiadicus
n. femoralis
n. phrenicus
De heupzenuw is de
n. radialis
n. medianus
n. ulnaris
n. ischiadicus
n. femoralis
n. phrenicus
De middenzenuw is de
n. radialis
n. medianus
n. ulnaris
n. ischiadicus
n. femoralis
n. phrenicus
De dijzenuw is de
n. radialis
n. medianus
n. ulnaris
n. ischiadicus
n. femoralis
n. phrenicus
De ellepijpzenuw is de
n. radialis
n. medianus
n. ulnaris
n. ischiadicus
n. femoralis
n. phrenicus
Question
66
Wat is het verschil tussen de voorwaardelijke reflex en de onvoorwaardelijke reflex?
De voorwaardelijke reflex is bij de geboorte aanwezig en de onvoorwaardelijke reflex is aangeleerd.
De onvoorwaardelijke reflex is bij de geboorte aanwezig en de voorwaardelijke reflex is aangeleerd.
De voorwaardelijke reflex is een spinale reflex en een onvoorwaardelijke reflex niet.
De voorwaardelijke reflex is een hersenstamreflex en de onvoorwaardelijke reflex niet.
Question
67
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
De speekselreflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
De kniepeesreflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
Het corneareflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
De buikhuidreflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
De mictiereflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
De terugtrekreflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
De pupilreflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
De braakreflex is een
hersenstamreflex
spinale reflex
Question
68
Hieronder staan de fasen van de reflexboog. Zet ze in de goede volgorde. Begin bij de prikkel.
effector
1
2
3
4
5
6
prikkel
1
2
3
4
5
6
receptor
1
2
3
4
5
6
schakelneuron(en)
1
2
3
4
5
6
sensibele neuron
1
2
3
4
5
6
motorische neuron
1
2
3
4
5
6
Question
69
Maak de zinnen compleet. Kies de juiste antwoorden.
Autonome ganglia bij de inwendige organen maken deel uit van het
parasympathische systeem
sympathische systeem
De N. vagus maakt deel uit van het
parasympathische systeem
sympathische systeem
Aanmaak van energievoorraden in het lichaam gaat gepaard met verhoogde activiteit van het
parasympathische systeem
sympathische systeem
De darmperistaltiek wordt gestimuleerd door het
parasympathische systeem
sympathische systeem
Lichamelijke inspanning gaat gepaard met verhoogde activiteit van het
parasympathische systeem
sympathische systeem
Angst gaat gepaard met verhoogde activiteit van het
parasympathische systeem
sympathische systeem
De grensstreng is deel van het
parasympathische systeem
sympathische systeem
Tijdens en direct na een maaltijd wordt verhoogde activiteit vertoond door het
parasympathische systeem
sympathische systeem
Question
70
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
71
Welke hersenvliezen kom je van binnen naar buiten tegen?
pia mater, arachnoidea mater, dura mater
dura mater, pia mater, arachnoidea mater
dura mater, arachnoidea mater, pia mater
pia mater, dura mater, arachnoidea mater
Question
72
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
73
Hoe heet de dubbele plooi van de pia mater in het mediosagittale vlak tussen de hemisferen van het cerebrum?
durazak
falx cerebri
fissura longitudonalis
tentorium cerebelli
Question
74
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
75
Wat is van toepassing op hersenvocht? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Hersenvocht circuleert in de arachnoïdale ruimte.
In de ventrikels is de samenstelling van hersenvocht dezelfde als in de canalis centralis.
Hersenvocht bevindt zich zowel rond de hersenen als rond het ruggenmerg.
Hersenvocht treedt in de plexus choroideus weer in de bloedbaan.
Hersenvocht circuleert tussen de dura arachnoidea en pia mater.
Question
76
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
77
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
78
Sleep elk begrip naar de juiste plaats.
Question
79
Welk hersenvlies voorziet het hersenweefsel van zuurstof en voedingsstoffen?
het tentorium cerebelli
de pia mater
de dura arachnoidea
de dura mater
Question
80
Wat is de functie van de bloed-liquorbarrière?
De bloed-liquorbarrière moet de afvoer van koolstofdioxide van de hersenen constant houden.
De bloed-liquorbarrière moet de samenstelling van de liquor constant houden.
De bloed-liquorbarrière moet liquor aanmaken.
De bloed-liquorbarrière moet de aanvoer van zuurstof naar de hersenen constant houden.
Questionmark OnDemand licensed to ThiemeMeulenhoff BV