Feb 21 2019 |
Logged in as : test
Introduction
Maak de sommen.
Question
1
0,4% van de mensen spreekt dagelijks Nederlands. Hoeveel zijn dat er per 100 000?
400
40000
40
4000
Question
2
32% van de leerlingen op een school is van buitenlandse afkomst. Er zijn 300 leerlingen op de school. Hoeveel leerlingen zijn van Nederlandse afkomst?
204
96
230
68
Question
3
Hoeveel is 40% van 2?
1,2
0,4
0,2
0,8
Question
4
27% is ongeveer:
twee derde
een kwart
de helft
drie kwart
Question
5
51% is ongeveer hetzelfde als:
een kwart
drie kwart
de helft
een derde
Question
6
65% van de mensen haalt meer keren per week boodschappen. Uit een onderzocht gebied halen 700 mensen slechts één keer per week boodschappen. Hoeveel mensen halen meer keren per week boodschappen?
1400
700
1300
650
Question
7
32% is ongeveer:
een derde
de helft
twee derde
een kwart
Question
8
11% van de kinderen hoeft nooit een klusje in huis te doen. Dit is onderzocht bij een groep van 1500 kinderen. Hoeveel kinderen doen van die groep wel eens een klusje in huis?
1100
890
1335
1273
Question
9
Hoeveel is 14% van 750?
98,5
105
14
10,5
Question
10
75% van de jongens zit op voetbal. Er zitten 160 jongens op school. Hoeveel zitten er niet op voetbal?
100
25
40
120
Questionmark OnDemand licensed to ThiemeMeulenhoff BV