Introduction
Wiskunde deel 3 - Hoofdstuk 01
Question
1
Voor het vermogen dat door een windmolen wordt opgewekt geldt
P
= 0,032
V
3
D
2
, waarin:
V
de windsnelheid in m/s,
D
de diameter van het wiekenstel van de windmolen,
P
het opgewekte vermogen in kWh is.
De diameter van het wiekenstel is 20 m.
Welke formule geldt voor het vermogen van deze windmolen?
P
= 0,32
v
3
P
= 0,32
D
2
P
= 32
D
2
P
= 3,2
v
3
Question
2
Gegeven is de functie
2,87
973,09
8,98
99,29
Question
3
Gegeven is de functie
Welk origineel hoort bij de functiewaarde 10?
243,27
6,35
2,03
24,82
Question
4
Gegeven de functie
f
(
x
) =
x
3. Hoe ontstaat de grafiek van
g
(
x
) =
f
(2
x
) uit die van
f
?
Horizontaal
x
1
/
2
Verticaal
x
1
/
2
Verticaal
x
2
Horizontaal
x
2
Question
5
Gegeven de functie
f
(
x
) =
x
3
. Hoe ontstaat de grafiek van
g
(
x
) = 2 ·
f
(
x
) + 1 uit die van
f
?
Eerst horizontaal x 2 en dan verticaal + 1
Eerst verticaal x 2 en dan verticaal + 1
Eerst verticaal + 1 en dan horizontaal x 2
Eerst verticaal + 1 en dan verticaal x 2
Question
6
Deze grafiek ontstaat door verschuiven van de grafiek van f(
x
) =
1
/
x
Beide assen lopen van -5 tot 5.
De formule voor deze functie is:
Question
7
Voor iemand van 60 kg hangt de huidoppervlakte H hangt af van zijn lengte
L
volgens de formule
H
= 0,04 ·
L
0,725
. Voor de inverse functie geldt:
L
≈ 0,04 ·
H
0,725
L
≈ 25 ·
H
1,379
L
≈ 25 ·
H
0,725
L
≈ 84,7 ·
H
1,379
Question
8
Gegeven is de functie
f
(
x
) = √(
x
-4). De inverse functie
f
inv
is
f
inv
= (
y
+ 4)
0,5
f
inv
= (
y
+ 4)
2
f
inv
=
y
2
+ 4
f
inv
=
y
0,5
+ 4
Question
9
Gegeven is de functie
f
(
x
) = √(
x
-4) . Het domein van de functie
f
inv
is
Question
10
Je ziet hier de grafiek van een sinusfunctie.
De
x
-as loopt van 0 tot 4 en de
y
-as van 4 tot 4
Welk voorschrift hoort bij de grafiek?
f
(
x
) = 3 · sin(2
x
)
f
(
x
) = 3 · sin(0,5
x
)
f
(
x
) = 3 · sin(0,5 π
x
)
f
(
x
) = 3 · sin(4
x
)
Question
11
Alle oplossingen van de vergelijking |
x
- 4| = 7 zijn
x
= 11 of
x
= -3
x
= 11
x
= 11 of
x
= -11
Question
12
Alle oplossingen van de vergelijking 3 · (
x
- 4)
3
= 24 zijn
x
= 6 of
x
= 2
x
= 6 of
x
= -6
x
≈ 4,96
x
= 6
Question
13
Stappen bij het oplossen van de vergelijking √ (2
x
4
-7) = 3 zijn
x
4
= 8
x
= 8
0,25
of
x
= -8
0,25
2
x
4
= 16
x
4
= 8
x
=
8
0,25
2
x
4
= 100
x
4
= 50
x
=
50
0,25
of
x
= -
50
0,25
2
x
4
= 16
2
x
= 2
x
= 1
Question
14
De oplossingen van de vergelijking 2 sin
x
= 0,5 zijn in drie decimalen nauwkeurig te benaderen door
Question
15
De oplossingen van de vergelijking 2 · |
x
+ 3| - 4 = 10 zijn
x
= 4
x
= 6 of
x
= -12
x
= 4 of
x
= -10
x
= 4 of
x
= -4
Questionmark OnDemand licensed to ThiemeMeulenhoff BV